Basisboek integrale veiligheid

Tijdschrift voor Veiligheid

Van ieder artikel kunt u een korte samenvatting raadplegen. Indien u toegang heeft tot de online versie van het Tijdschrift voor Veiligheid kunt u tevens doorklikken naar het gehele artikel.

Wit, R. de, en I. Helsloot (2010) Openbaar brandmeldsysteem: historie, kosten en opbrengst.Onderzoek naar historie, kosten en opbrengst van het openbaar brandmeldsysteem in de veiligheidsregio Twente.
Tijdschrift voor Veiligheid, 9, 4, 30-45.

In Nederland bestaat er een verplichting tot het koppelen van brandmeldinstallaties in ‘kwetsbare’ gebouwtypen met de regionale alarmcentrale van de brandweer. Brandmeldingen worden in die gevallen automatisch doorgegeven aan de alarmcentrale. De beoogde veiligheidsbaten hiervan zijn het redden van mensenlevens en voorkomen van gewonden door een snellere opkomsttijd en inzet van de brandweer. De resulterende brandmeldingen en daarmee het uitrukken van de brandweer zijn echter voor het overgrote deel loos. Deze nodeloze uitrukken brengen directe (vergoedingen, systeemkosten) en indirecte (verkeersveiligheid) kosten met zich mee. Hoewel er al veel beleid is geformuleerd om het aantal loze meldingen te reduceren, ontbreekt tot op heden inzicht in de kosten en baten van het systeem van verplichte doormelding naar de brandweer. Dit artikel geeft de kosten-batenanalyse voor de regio Twente. Daaruit blijkt dat de jaarlijkse kosten circa € 3 miljoen bedragen en dat de ‘veiligheidsopbrengst’ van de doormelding zeer beperkt is. In een periode van 29 maanden is er geen automatische doormelding geweest waarbij de brandweer een reddings- of ontruimingsactie moest uitvoeren.

 

Kobes, M., I. Helsloot, B. de Vries en J. Post (2008) Veilig vluchten bij brand in een gebouw: een kwestie van bouwtechniek of psychonomie?
Tijdschrift voor Veiligheid, 7, 3, 17-33.

De mogelijkheid voor veilig vluchten is het cruciale aspect van brandveiligheid van gebouwen. Het uitgangspunt op het beleidsdomein van brandveiligheid is dan ook dat mensen zelfstandig een brandend bouwwerk kunnen verlaten. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat in het gebouw zodanige brandveiligheidsmaatregelen zijn getroffen dat die zelfredzaamheid bij brand ook mogelijk is. In de praktijk blijken aanwezigen in een gebouw niet altijd ondersteund te worden door de huidige bij wet voorgeschreven veiligheidsmaatregelen. Dit komt doordat het inzicht in het feitelijke menselijke gedrag bij brand momenteel beperkt is en in ieder geval niet leidend is voor het brandveiligheidsbeleid.

 

Marks, P. en R. Blokland (2007) Brandweerzorg en rampenbestrijding opgebrand? Over de effectiviteit en efficiëntie van complexe besluitvorming.
Tijdschrift voor Veiligheid, 6, 4, 20-34.

Binnen het beleidsveld van brandweerzorg en rampenbestrijding zijn veel bestuurlijke en operationele organisaties actief op het terrein van beleidsvorming. Aan de hand van onderzoek van een drietal projecten, te weten Verankering Kwaliteitszorg, Brandweerduiken en Multidisciplinaire Referentiekaders, zal duidelijk gemaakt worden hoe verhoudingen en verantwoordelijkheden binnen het beleidsveld van brandweerzorg en rampenbestrijding invloed hebben op de slagvaardigheid en eff ectiviteit van complexe besluitvorming. Geanalyseerd zal worden hoe strategie, rol en wederzijdse afhankelijkheid van actoren van invloed zijn op de besluitvorming, waarbij de inherente subjectiviteit die actoren aan problemen en vooral oplossingen meegeven expliciet gemaakt zal worden.

 

Rosmuller, N. (2006) Dodelijke brandweerongevallen in Nederland (1946-2005): classificatie naar tijdsdruk en doel van de inzet.
Tijdschrift voor Veiligheid
, 5, 4, 19-33.

In de periode 1946- 2005 zijn er bij brandbestrijding in Nederland 66 doden onder het brandweerpersoneel gevallen ten gevolge van 36 dodelijke ongevallen. Dit doet de vraag rijzen in welke situaties deze dodelijke slachtoff ers zijn gevallen. Cruciale omstandigheden bij een brandweerinzet betreff en het doel van de inzet: is dat redding van mensenlevens of schadebeperking en de mate van tijdsdruk (hoog/laag). Er zijn vier situaties mogelijk:
  • situatie 1: redding met hoge tijdsdruk
  • situatie 2: redding met lage tijdsdruk
  • situatie 3: schadebeperking met hoge tijdsdruk
  • situatie 4: schadebeperking met lage tijdsdruk
De genoemde ongevallen worden geclassificeerd naar een van de vier inzetsituaties. Per inzetsituatie is het aantal inzetten. De aantallen doden en inzetten per situatie zijn in een percentage van het totaal inzetten uitgedrukt. Door de percentages van de doden en de inzetten per inzetsituatie op elkaar te delen wordt een cijfer verkregen welke een indicatie is voor de relatieve onveiligheid van een bepaalde inzetsituatie. De inzetsituaties worden op basis van deze cijfers met elkaar vergeleken. De resultaten kunnen op lokaal niveau door bevelvoerenden (brandweercommandanten, officieren van dienst, bevelvoerders) worden gebruikt om na te denken over de eigen inzetbesluiten in de beschreven inzetsituaties. Op regionaal en nationaal niveau kunnen de resultaten gebruikt worden door opleidings- en trainingsinstituten voor brandweerpersoneel.